— De 500 E onderscheidde zich door bredere spatborden vooraan en een verlaagd koetswerk. — by Mercedes
Juli 1991. Eindelijk heb ik de Mercedes 500 E voor een uitgebreide test te pakken. Hoewel, wanneer ik de auto bij de Belgische invoerder ga ophalen, wordt me op het hart gedrukt om niet al te veel extra kilometers op de teller te zetten. Op drie dagen zal dat wel meevallen, stel ik de brave pr-mensen gerust. Wisten zij veel dat ik die dag nog vanuit Zolder zou vertrekken met de volgende opdracht : rijg in 24 uur tijd de belangrijkste 24-urencircuits op het Europese vasteland aan elkaar.
Zo gebeurde het dat ik op maandag 8 juli 1991 om 15 uur samen met enkele kompanen vanuit Zolder richting Le Mans vertrok. Een tocht die al in Antwerpen had kunnen eindigen. Op de Boudewijnsnelweg had zich een steentje door de radiator van de Mercedes geboord. Maar dat was buiten de snelle service van de Mercedes-garage in Borgerhout gerekend. Leuk detail, enkele weken eerder was in de 24 uur van Le Mans één van de Mercedes C11’s uitgevallen wegens problemen met de koeling. Na een rondje zonder waterpomp was zowat alles wat vloeibaar was uit de zilveren bolide gelopen. Wij konden twee uur later opnieuw de weg op.
Porsche
— Ze misten wel wat zijdelingse steun, maar de voorstoelen waren vooral comfortabele fauteuils. — by Mercedes
Mercedes had de 500 E op dezelfde leest geschoeid als BMW de M5. Een reisberline met een motor van meer dan 300 pk moest het hoofd van de snelle kilometervreter op hol brengen. Hiervoor koos Mercedes voor de motor van de 500 SL, een V8 van 4.973 cc met vier kleppen per cilinder en een gezonde 326 pk. 11 meer dan de BMW M5. Om die kracht naar de achterwielen te sluizen had Stuttgart voor een viertrapsautomaat gekozen. Een keuze die bij wijlen de ziel van het testteam overhoop haalde.
Het was de tijd dat een automaat nog voorbehouden was aan oude-van-dagen (zo werden senioren toen genoemd) die eindelijk toegaven dat ze niet meer fatsoenlijk met de auto konden rijden. En uitgerekend zo’n bak stopte Mercedes, bovendien met medeplichtigheid van Porsche, in het sterkste paard uit de stal. Maar zelfs wij, stelletje hooligans dat zo snel mogelijk van circuit naar circuit wilden razen, moesten bij onze eerste stop in Le Mans toegeven dat motor en automaat uitstekend met elkaar samenwerkten. Ter info, om de acceleraties te bevorderen werd voor een kortere eindoverbrenging gekozen dan in de 500 SL.
Sterker, onderweg manifesteerde de 500 E zich als de betere reiswagen. Vergeleken met de M5 was bij de 500 E iets meer het accent op comfort gelegd, wat hoe verder onze dolle rit vorderde als hét sterke punt van de Benz werd onderstreept. Het was racen in businessclass, want tussen Reims en Metz haalde de naald van de kilometerteller van de Mercedes regelmatig de 260 km/u. Wat een beetje optimistisch was, want de topsnelheid was begrensd op 250 km/u. Van 0 tot 100 km/u deed hij in 6,1 seconden.
Het was de tijd dat de ‘Gendarmes’ ’s nachts nog sliepen en je het aantal flitscamera’s nog op één hand kon tellen. Probeer dit vandaag en de hele snelweg is verlicht. Door de flashes! Het was ook de tijd dat ik me openlijk bedenkingen als deze kon permitteren : “Rond vijf uur komt de dag in de lucht. Intussen zijn we al dicht bij Metz gekomen. De gemiddelde snelheid sinds de laatste tankbeurt zit net onder de 200 km/u. Schuld aan dit nogal ‘lage’ gemiddelde zijn de verschillende ‘péages’ die elkaar zeer snel opvolgen.”
Dank u Pirelli
— In zijn laatste productiejaar werd de 500 E een E 500. — by Mercedes
Het was nog vroeg wanneer we de paddock van de Nürburgring binnenreden. Een rondje Nordschleife, zo was me op voorhand gemeld, bleek niet mogelijk te zijn. Een bandenfabrikant had het circuit afgehuurd. Bij nader toezien bleek het om Pirelli te gaan en liep ik als eerste een Duitse ingenieur tegen het lijf, die ik enkele weken voordien op het hoofdkwartier van Pirelli Duitsland had geïnterviewd. Hij was hier om de belangrijkste Duitse tuners van de kwaliteiten van hun banden te overtuigen en hen de gelegenheid te geven hun snelle creaties perfect af te stellen in combinatie met het Italiaanse schoeisel. “Als je aan een halfuur genoeg hebt, mag je van mij het circuit op”, reageerde hij, nadat ik hem verteld had waarom wij er waren. Even later donderden we de Nordschleife op. Waar de BMW M5 opnieuw de bovenhand nam. De reden hiervoor was onder andere dat Mercedes op het vlak van het sportieve rijplezier niet ‘all the way’ durfde te gaan en zijn imago van veilige luxewagen belangrijker vond. Maar, onderweg had hij zijn Beierse concurrent doen zweten.
— Een wolf in schapenvacht is in dit geval een passende omschrijving. Een comfortabele, snelle kilometervreter dekt ook de lading. — by Mercedes
De Mercedes 500 E werd gebouwd van 1990 tot 1994. In zijn laatste productiejaar werd zijn benaming aan de heersende nomenclatuur aangepast en werd het een E 500. Deze wolf in schapenvacht is vandaag nog makkelijk te vinden, helaas vaak met meer dan 300.000 kilometer op de teller. Vanaf 15.000 euro kan u al een behoorlijk exemplaar op de kop tikken. Frissere exemplaren kosten al gauw het dubbele. Wat voor een auto met deze kwaliteiten niet overdreven is.