Skip to main content
In de kijkerSpecial Stories

ROADTRIP In het spoor van Mikkola en Mouton (deel 2)

By 16 januari 2021No Comments

IN 1991 VIERDE IK TIEN JAAR QUATTRO IN DE AUTOSPORT DOOR SAMEN MET FOTOGRAAF PATRICK MEGANCK IN EEN AUDI QUATTRO HET PARCOURS VAN DE RALLY VAN MONTE CARLO TE GAAN VERKENNEN. IN DEEL TWEE ZETTEN WE ONZE TANDEN IN HET PARCOURS VAN DE RALLY EN DINEREN WE IN HET GEZELSCHAP VAN MARC DUEZ.

De tweede dubbele pagina van het artikel van toen. Helaas zijn de originele foto’s verdwenen, daarom proberen we de sfeer op deze manier te doen herleven. Met dank aan Audi.

Dinsdag 14 januari 1991. We begonnen onze Monte Carlo met een klassieker, de Col de Turini. Lang moesten we dus niet wachten om kennis te maken met de specifieke moeilijkheden van deze rally. In Moulinet lag de weg perfect droog, maar naarmate we haarspeld na haarspeld hoger klommen, kregen we eerste smeltende sneeuw en dan gewoon sneeuw. De top van de Turini lag er spekglad bij. Van dan af ging het naar beneden, richting St Bollène-Vésubie met eerst weer sneeuw en ijs en om te eindigen kurkdroog asfalt. Onderweg waren we Grégoire de Mévius gekruist en aan het einde van de proef, bij het opdraaien van de grote weg, viel ons oog op een servicewagen van Grenoble Sport, het team van Bruno Saby.

Het was Yves Loubet die aan het trainen was. De serviceman van dienst klaagde wel over het feit dat er niet meer met echte trainingsauto’s mocht gereden worden. Maar dat er toch nog teams waren die het reglement aan hun laars lapten. Intussen was hij zo vriendelijk om het reservoir van onze Quattro te laten leeglopen en het kwalijk riekende goedje te vervangen door een ander antivriesmiddel. Omdat Loubet niet kwam opdagen, vervolgden we onze weg naar de tweede proef, deze van Pont des Miolans. een overwegend snelle proef zonder sneeuw, maar wel glad asfalt. Geen lacherig met onze zware Quattro op zijn winterbanden. Het Torsen-differentieel had het gedrag van de auto al wel in de positieve zin veranderd, maar de Quattro bleef een onderstuurde auto.

Voor we aan de derde proef konden beginnen volgde eerst nog een stevige verbindingsrit. In België werd al gesakkerd wanneer er tussenin 10 kilometer moest gereden worden, hier is 100 kilometer geen uitzondering. het begon dus al te schemeren, wanneer we in Chaudon de Col du Corobin opstormden. Omdat we ondertussen voldoende gerodeerd waren, gingen we voor het eerst voluit over de proef. Een kolfje naar de hand van de Quattro, die ondanks zijn 1.400 kilogram en zijn 220 pk (ja, zo weinig!!) de berg opkrulde. Bijna alles kon in twee of drie, dit dankzij de soepel motor die al vanaf 2.000 toeren vrolijk doortrok. Alleen het remmen was een beetje link. Dit gewicht liet zich niet zomaar stoppen. En de wetenschap dat we nog enkele dagen door de bergen moesten scheuren, deed ons besluiten de remmen zo veel mogelijk te sparen.

Op de top, helemaal temidden van nergens, zagen we plots twee bekende jassen voor ons. Langs voor bekeken herkenden we Juha Kankkunen en Timo Salonen. Ze bedankten ons vriendelijk wanneer we hen een lift aanboden. Ze hadden zelf de hele dag in de auto gezeten en hadden frisse lucht nodig. Nauwelijks twee kilometer verder, begrepen we waarom we beide heren uitgerekend hier tegenkwamen. Voor het hotel stonden een hele reeks bekende auto’s geparkeerd.

Bij Mazda was men druk bezig om een nieuwe motor in een auto te steken. “Telkens ik jou zie, hebben we problemen met de motor”, lachte ingenieur Andy Thorburn. Hij herinnerde zich onze eerdere ontmoeting ergens in de buurt van Bertem. Wij waren net bezig met een fotoreportage toen hij de motor van de gloednieuwe Mazda 323 Groep A vlak voor onze neus opblies. Toen ik hem aanbood om hem terug naar Zaventem te brengen, waar toen het hoofdkwartier van Mazda Team Europe was gevestigd, koos hij voor de Ferrari 348, één van onze testwagens, als taxi. “Mijn baas (Achim Warmbold, red.) rijdt nog met het vorige model. Zo kan ik hem toch even jaloers maken”, gierde hij toen. Ik beloofde plechtig om tijdens de rally uit hun buurt te blijven.

Maar eerst moesten we Hannu Mikkola zien te strikken voor een interview. Intussen liepen we aan de receptie Marc Duez tegen het lijf. “Nog eerst even Sisteron gaan verkennen, daarna spreken we elkaar”, beloofde hij. Naast het Mazda-team zat heel het Toyota-team in het hotel. Bij Mazda vernamen we nog dat Jesus Puras, de nieuweling in het team, al een kleine 23.000 kilometer verkend had. En twee auto’s versleten had. Wat hem niet belette om, op het moment dat wij arriveerden, nog een eindje te gaan joggen.

Om 8 uur was Marc Duez op de afspraak. “Er ligt sneeuw op Sisteron”, meldde hij. “Moet je morgen zeker rijden. Heel de proef ligt droog, maar op de top heb je vier kilometer sneeuw. Wel dertig centimeter dik. Met sticks heb je er geen enkele kans. Met spijkerbanden verlies je op het droge wel vijf seconden per kilometer. Maar met sticks op sneeuw krijg je minuten aan je broek. Hier heeft Toyota twee jaar geleden de Monte Carlo verloren.”

Zo kwamen we bij het probleem van de bandenkeuze. “Hier is een belangrijke rol weggelegd voor de ijsspionnen, want zij adviseren ons bij onze bandenkeuze. Dit jaar doe ik een beroep op Bruno Thiry, Jean-Claude Probst en Franz Wittman.” Marc reed dat jaar met de Duitser Klaus Wicha, die een jaar eerder naast Armin Schwarz zat. Wat voor Duez een hele aanpassing was. “Ik heb me aangepast aan het notatiesysteem van Klaus. Ik heb twee jaar op snelheidsnotities gereden, maar dat lag me niet zo. Nu rijden we op 1,2,3, wat me veel beter afgaat. Taalproblemen zijn er niet. Klaus leest de notities in het Duits voor, maar er zijn wel enkele Franse woorden die ik heb behouden, omdat ik er automatisch op reageer. ‘Sur’ is er zo eentje en betekent dat er na de bocht een scherpere komt”.

Uiteindelijk kwam het gesprek bij de Quattro terecht. Marc reed in 1983 met een Quattro en won meteen de Boucles de Spa. “Met die auto rijden was een droom die werkelijkheid werd. De Quattro was toen de beste auto en ik mocht ermee rijden? In Spa hebben we veel geluk gehad. Er lag dat jaar veel sneeuw en in die omstandigheden was de Quattro onklopbaar. Mocht het droog zijn geweest, dan zou ik het niet gemakkelijk gehad hebben. Op asfalt was de Quattro geen gemakkelijke auto. Later, tijdens de Race of the Champions, reed Marc met de S1, de laatste Quattro. “Een heel andere auto”, herinnerde hij zich. “Veel gemakkelijker te rijden en kracht bij alle toerentallen. Helemaal niet meer te vergelijken met de auto waarmee ik in 1983 reed. Dit was een echte droomauto.”

Wordt vervolgd … deel 3 begint aan het ontbijt met Hannu Mikkola. En leren we op Sisteron de echte Monte Carlo kennen.