— by Jaguar
Naast de legendarische E-Type is de XJ één van de mijlpalen in de geschiedenis van Jaguar. De elegante topklasse limousine werd voorgesteld in 1968. Het was de laatste auto waarin Jaguar-stichter William Lyons de hand had. En ook de laatste Jaguar waarmee hij reed.
Mijn mooiste herinnering aan de Jaguar XJ gaat terug naar 2001, het jaar dat Sir William Lyons honderd zou zijn geworden . Dat de goede man ons al in 1985 had verlaten, belette niet dat het eeuwfeest met de nodige luister werd gevierd. En met de juiste auto’s, dat spreekt.
De herdenking van de stichter van Swallow Sidecars, wat later evolueerde tot Jaguar, startte in Blackpool, de Britse badstad waar het voor Lyons in 1922 allemaal begon. De eerste auto die ik onder mijn bips geschoven kreeg, was de allerlaatste E-Type die ooit werd gebouwd. Een auto die tien jaar later opnieuw mijn pad zou kruisen, dan om de vijftigste verjaardag van de meest iconische Jaguar te vieren. En tegelijk de mijne, maar dat is een ander verhaal.
— by Jaguar
Dat ik in 2001 uiteindelijk in de XJ6 terecht kwam, was ook een verhaal op zich. Nadat ik de E-Type had moeten afgeven, was me een XK 120 toegewezen. Een prachtige auto. Geniaal zelfs, maar helaas voor te korte beentjes. Zo gebeurde het dat ’s avonds testrijder en Jaguar-legende Norman Dewis me kwam opzoeken met de vraag wat er mis was met de deur van de XK 120, die hij vooral bij het remmen had zien opengaan. Want wat was het geval? De binnenruimte van de XK 120 was zo benepen, dat ik haast in kleermakerszit achter het stuur zat en ik om te remmen mijn rechterbeen zo moest plooien, dat ik rechts ruimte te kort kwam. En daarom voor het remmen eerst de deur opendeed. Voor wie het nog niet begrepen heeft, die XK 120 was rechtsgestuurd.
“Vreemd, daar heb ik nooit problemen mee gehad”, antwoordde de testrijder met een uitgestreken gezicht. Om de humor hiervan te kunnen inzien, geef ik even mee dat de daden van de man die ooit de XJ 13 in de kreukels reed, groter zijn dan zijn gestalte. Enfin, toen we allebei uitgelachen waren, sprak hij de woorden die mijn kijk op de Jaguar XJ voorgoed zouden veranderen : “Als troost krijg je voor de rest van de week de auto van ’the old man’.” Zijnde de donkerbruine XJ 6 4.2 met nummerplaat PHP 42 G : de auto die momenteel op het autosalon van Parijs staat te pronken en de laatste auto van Sir William bleek te zijn.
Het klinkt alsof het een hele eer was, maar ik moet toegeven dat ik niet meteen opgetogen was met de ruil. Met lede ogen zag ik de karavaan E-Types vertrekken, daarna mocht ik, met wat uiteindelijk een auto voor oude venten was, de weg op. Natuurlijk was de XJ 6 een prachtige auto, wat hij nog steeds is. Vergelijk hem met een Mercedes uit die tijd en je ziet dat de XJ 6 eerder een sportieve luxewagen was. Een toonbeeld van elegantie, met een koetswerk dat, net als dat van de sportmodellen, aan de mechanische componenten kleefde als een nat t-shirt aan een wulps vrouwenlijf. De grote wielen versterkten zijn uitstraling alleen maar.
— by Jaguar
Toch duurde het tot die avond, vooraleer ik echt viel voor de charmes van de XJ 6. Ergens in de buurt van Stratford-Upon-Avon waren we uitgenodigd voor een chique diner, waar ik aan de dis mocht met onder andere Mary Rimell, één van Sir William’s dochters. Het werd een avond vol anekdotes, waar het opvallend veel over de relaties tussen Jaguar en België ging. Over de sales manager die letterlijk bij nacht en ontij aan het kasteel van Laken ging aankloppen om Koning Boudewijn te laten kennismaken met een XK 120, een proefrit die een stuk over de A12 ging en gedurende dewelke de jonge vorst met zijn stuurmanskunst een blijvende indruk op de Jaguar-man maakte. En over de flamboyante Joska Bourgeois, die tijdens de jaren ’60 de Belgische Jaguar-invoerder was. Een dame die van wanten wist, zo leerde ik.
Toen het tijd was om terug naar het hotel te rijden, gebeurde het. Ik bleef nog net iets te lang napraten met één van mijn tafelgenoten, waardoor ik het konvooi naar het hotel miste. De enige die op me gewacht had, was de XJ 6. Logisch, want ik had de sleutels op zak. Maar dit terzijde. Wat ik helaas niet had, was het adres van het hotel. Wat ik me herinnerde was, dat het ongeveer een halfuurtje rijden was en dat ik bij mijn aankomst eerder die avond, linksaf de parking was opgereden. Dat moest volstaan.
Of het onweerstaanbare drang was, ik weet het niet. Maar bij het verlaten van de parking draaide ik linksaf. Met als gevolg dat ik twee uur later pas aan het hotel arriveerde. Daar wachtte een niet eens ongeruste Tony O’Keefe, nochtans de verantwoordelijke voor het welzijn van de parels uit de Jaguar Heritage-collectie, die me verwelkomde met de vraag of ik van de nachtelijke rit had genoten.
Reken maar dat ik er van genoten had. In plaats van me op te winden over het tijdverlies en me ongerust te maken, was er een zekere sereniteit over me neergedaald. Een vorm van ik ben hier nu toch, dus laten we er het beste van maken. Met de vingers omzichtig rond het ranke stuur geplooid en alle zintuigen op scherp, reed ik steeds dieper de nacht in. Waar ik de echte XJ 6 leerde kennen. Hoe meer ik reed, hoe moeilijker ik het had om te geloven dat dit echt een auto uit 1968 was. Want hoewel een 4,81 meter lange limousine, liet de XJ 6 zich haarscherp door de bochten sturen, met een feedback waarvan we vandaag alleen nog maar kunnen dromen.
— by Jaguar
Zo werd de XJ 6 voor mij de ultieme sportieve limousine, met een zijdezacht draaiende motor. Natuurlijk ging het zijraampje open om te genieten van de heerlijke sound die door de warme nacht klonk. Heel even dacht ik er aan dat de koplampen van toen kaarslicht waren vergeleken met de moderne lampen, maar het zachte licht in het interieur verjoeg de gedachte. En dan moest zoiets als sfeerverlichting nog worden uitgevonden. Gaandeweg begon ik te begrijpen, waar het in een auto als deze allemaal om draait. Tot vandaag is de ervaring van die avond in 2001 de toetssteen voor elke limousine, niet alleen voor Jaguars. En ik zal het maar meteen toegeven : slechts weinige kunnen aan deze XJ 6 4.2 tippen.