Op 1 juli 1979 won Jean-Pierre Jabouille in zijn Renault RS10 de Grote Prijs van Frankrijk op het circuit van Dijon. Zowel voor de coureur als voor het merk was het de eerste F1-overwinning én het was de eerste GP-zege voor een auto met een turbomotor. Masta viert deze veertigste verjaardag met de vraag welke jouw favoriete Renault ‘youngtimer’ met turbomotor is. Dit is alvast de onze, niet de té voor de hand liggende R5 Turbo, maar de R5 GT Turbo : de Supercinq!
Waarom de R5 GT Turbo? Omdat Masta niet tegen onrecht kan, daarom! De aanleiding plofte enkele dagen geleden op de redactietafel in de vorm van een lijvig boek Renault Sport, Road Cars with a Racing Spirit van Jean-Luc Fournier.
Een verhaal dat begint met de Renault 4CV en eindig bij de Mégane RS Trophy-R en ondertussen herinneringen oprakelt aan de R8, R12 en R17 Gordini, de R5 Alpine en Alpine Turbo en natuurlijk de redelijk indrukwekkende R5 Turbo.
Maar nergens was een spoor te bekennen van de R5 GT Turbo? Een vergetelheid? Dat durf ik te betwijfelen, de auteur zal wellicht een goede reden hebben gehad in de vorm van zijn lief afgepakt door iemand die met een R5 GT Turbo reed.
Anders zie ik geen enkele reden om dit bommetje onder de mat van de merkgeschiedenis te vegen. De R5 GT Turbo reanimeerde niet alleen de R5 Cup, met Albert Vanierschot als menner werd hij één van de smaakmakers van het Belgische Groep N-kampioenschap en ook in rally’s stond hij zijn mannetje, met in België Vital Budo als de te kloppen man.
In 1989 en 1990 kroonde de Fransman Alain Oreille zich met een R5 GT Turbo twee keer op rij tot rally-wereldkampioen in Groep N, in 1989 zelfs nadat hij in de rally van Ivoorkust algemeen winnaar werd. En zo de titel afsnoepte van Grégoire de Mévius.
Ik maakte in 1985 kennis met de R5 GT Turbo, die het in een test moest opnemen tegen stevige concurrenten zoals de onvermijdelijke Peugeot 205 GTI en de Volkswagen Golf GTI.
In dat gezelschap was de R5 de enige met een turbomotor, een 1.397 cc metende viercilinder waarvan de houdbaarheidsdatum al even verstreken was, maar die dankzij de turbo nog een tweede jeugd werd gegund. De motor die ook in de dikke R5 Turbo had gediend.
En dat hij snel was, de R5 GT Turbo. Van 0 naar 100 in 8″78, de 400 meter en 1.000 meter met staande start in respectievelijk 15,7 en 29,87 seconden en een top van net geen 200 km/u. Daarmee deed hij de verzamelde concurrentie ijskoud de baard af.
Hiervoor had het bommetje ‘slechts’ 115 pk nodig. 115 paardjes die een koets van amper 830 kilogram moesten meesleuren. Dat maakt 7,21 kilogram per pk. Om je een idee te geven, de laatste Clio RS woog 1.204 kg en kwam dankzij zijn 220 pk aan 5,4 kg/pk.
De R5 GT Turbo was niet alleen in rechte lijn sneller dan zijn concurrenten, ook op het circuit gaf hij de andere boy-racers het nakijken. Het resultaat van een prima mix van prestaties en weggedag. Wat niet wegneemt dat hij niet meteen de gemakkelijkste van het gezelschap was.
Wanneer je de kleine Renault tot het uiterste dreef, kreeg je het hele palet aan reacties: onderstuur, overstuur, neutraal gedrag. Gelukkig was de Supercinq zo vriendelijk om zijn gedrag te telefoneren. Tenminste wanneer de chauffeur de waarschuwingen kon herkennen.
De GT Turbo had een kordate, ervaren hand nodig. Want het zag er allemaal heel spectaculair uit met het onbelaste achterwiel dat zich hoog optilde en zijn, zeker op vochtig wegdek, motriciteitsverlies. Toch reageerde hij zeer goed op elke lastwissel, wat hielp om hem in de bocht daar te krijgen waar hij moest zijn.
Rijden met de Renault 5 Gt Turbo was ook een oefening in het perfect doseren van het gaspedaal en het beheerst controleren van het hitsige span dat via de voorwielen de vrijheid zocht. Dat zonder hulpjes als tractiecontrole en launch control, waardoor zelfs de prestaties in rechte lijn zeer persoonsgebonden waren.
Over hulpjes gesproken, van ESP was nog geen sprake en zelfs ABS was nog lang niet over het hele wagenpark verspreid. Het was jij, de auto en de weg en alleen wanneer je over een gezonde basis autobeheersing beschikte, kon je het onderste uit de kan halen.
Want efficiënt was de R5 GT Turbo wel, zij het op zijn eigen, karakteristieke manier. Het nadeel hiervan was wel, dat hij ook heel direct reageerde op een verkeerd manoeuvre. En dan was het grabbelen geblazen.
Ondanks zijn kwaliteiten is de Renault 5 GT Turbo niet echt gewild. Eerlijk, wanneer ik op zoek zou gaan naar een snelle Renault, zou ik om esthetische redenen ook eerder achter een 5 Alpine of 5 Alpine Turbo aan gaan.
De oorspronkelijke Renault 5 was veel beter geproportioneerd en zag er zelfs in sporttenue schattiger uit. De 5 GT Turbo scoorde met zijn plastic uitbouwkit wel hoger op de Johnny-schaal, maar dat sprak niet in zijn voordeel.
Maar zijn prestaties, zeker in competitie-uitvoering, maakten de R5 GT Turbo zowel op circuit als in rally zeer geliefd. Daarom is het ook moeilijker om vandaag nog een ‘fris’ exemplaar. En als je er zo een tegenkomt, loopt de prijs al gauw richting 20.000 euro, zo leerde een uurtje snuisteren in autosites.
Bij zijn lancering in 1985 kostte een R5 GT Turbo 416.400 frank (ongeveer 10.000 euro), evenveel als een Peugeot 205 GTI 1.6.