De autowereld loopt vol met opmerkelijke figuren. Norman Dewis was één van hen. In zijn 33 jaar lange carrière bij ‘the leaping cat’ werkte Dewis aan 25 van de belangrijkste Jaguar-modellen als daar zijn de D-Type, de E-Type en de XJ. Na zijn loopbaan als testrijder en ontwikkelingsingenieur werd Dewis één van de meest gewaardeerde ambassadeurs van het merk. Norman Dewis overleed op 8 juni 2019. Hij werd 98.
Ik ontmoette Norman Dewis voor het eerst in 2001, bij de viering van de honderdste verjaardag van Sir William Lyons. Nadat ik een hele namiddag in een prachtige XK 120 door het Engelse landschap had getoerd, kwam hij naar me toegestapt. “Heb je een probleem met de deur”, vroeg hij bezorgd. “Ik zag die voortdurend open en dicht gaan.”
Het probleem was dat ik in het krappe interieur van de rechtsgestuurde Jaguar bijna letterlijk in kleermakerszit achter het stuur zat en alleen maar kon remmen door eerst de rechterdeur open te klappen en vervolgens mijn knie naar buiten te steken om zo van het gaspedaal naar de rem te gaan. Dewis keek me geamuseerd aan en zei: “Vreemd, daar heb ik nooit een probleem mee gehad. Alleen met de hoofdruimte.” Waarop hij in de lach schoot.
Norman Dewis was een turf hoog, dus dat van die hoofdruimte snapte ik niet meteen. Tot ’s avonds aan tafel het verhaal volgde. In 1953 was Norman Dewis de man die achter het stuur van diverse Jaguars in Jabbeke een aantal snelheidsrecords op zijn naam zette. Eén van die auto’s was een aërodynamisch geoptimaliseerde XK120.
Onder leiding van aerodynamicaspecialist Malcolm Sayer was het gladde koetswerk van de XK 120 nog wat strakker getrokken. De achterwielen waren ingekapseld, de passagiersplaats was afgedekt met een metalen plaat en de coureur werd onder een stolp geplaatst. “ Op zoek naar een zo laag mogelijke luchtweerstand had Malcolm Sayer alles zeer nipt bemeten. Zo nipt dat zelfs ik met mijn hoofd tegen de canopy zat. Omdat ik zo onmogelijk kon rijden, werd de stoel er uitgehaald en moest ik op een schuimrubber mat gaan zitten. Dat scheelde hem enkele centimeters in de hoogte, maar comfortabel was anders. Toen ik me daarover beklaagde, kreeg ik als antwoord : niet zeuren Dewis, je moet maar één mijl rijden.”
Het verhaal van de canopy illustreert hoe er toen werd gewerkt. Want er was niet alleen het probleem van de zitpositie. “Omdat er maar even op en af moest worden gereden, was er niet gedacht aan de verluchting van het interieur. Tijdens de eerste testrit kreeg ik het al op de heenweg vreselijk benauwd. Het werd bloedheet onder die stolp en omdat de canopy alleen maar van buitenaf kon worden geopend, besloot ik om over het gras een U-turn te maken en terug te keren naar de mecaniciens. Toen ik eindelijk bij hen kon stoppen, snakte ik naar adem. En het enige wat die grapjassen konden zeggen was : wat is er aan de hand Dewis, je bloost zo?”
Een andere ontmoeting met Norman Dewis had alles met de E-Type te maken. Het was op 3 maart 2011, uitgerekend op de dag dat ik zelf vijftig werd, dat ik onder andere in het gezelschap van Norman Dewis in Genève de vijftigste verjaardag van de E-Type vierde. De E-Type was in maart 1961 in het Parc des Eaux Vives, aan de oevers van het meer van Genève. Dewis was daar toen om geïnteresseerden mee te nemen op een proefrit.
Dat lijkt een gewone job voor een testrijder, ware het niet dat Dewis in 1961 pas laat in de namiddag, terwijl hij het prototype van de E-Type Roadster aan het testen was, telefoon uit Genève had gekregen met de opdracht om onmiddellijk met de auto die hij aan het testen was vanuit Coventry naar Zwitserland te rijden. Het werd een dolle rit die voor een deel ook door België ging. Een rit die ik vijftig jaar later, weliswaar aan boord van een Jaguar XKR, zo goed en zo kwaad mogelijk had overgedaan.
Toen we die bewuste derde maart in het Parc des Eaux Vives ‘onze’ auto’s voor de foto naast elkaar zetten, vertelde ik Dewis over mijn rit. En weer waren het die pretogen die me aankeken. “En ik die dacht dat ik de enige gek was”, gierde hij het uit.
Norman Dewis was een man die een heel gezelschap kon animeren met zijn verhalen. Heroïsche verhalen, maar nooit plaatste hij zichzelf op een voetstuk. Natuurlijk was hij zich bewust van het belang dat hij voor zijn geliefde merk had. Maar elk verhaal was doorspekt met zelfspot en zelfrelativering, wat het luisteren naar deze ‘grote’ meneer nog aangenamer maakte. RIP Norman.
Norman Dewis was ook de man die de bloedmooie XJ 13, de racewagen met centraal gemonteerde V12-motor, testte. En dat hij dat grondig deed. Links de XJ 13 voor de test. Rechts de XJ 13 nadat Dewis hem uitgebreid had getest. Het leverde hem een ‘privé-audiëntie’ bij Sir William Lyons op.